zondag 26 juni 2011

Jersey - Trébeurden

De storm is weer gaan liggen en we volgen de weerberichten. Volgens het weerbericht is de zee na de storm nog ruw, de wind is echter afnemend en er wordt droog weer voorspeld. Dit laatste geeft de doorslag want de volgende dag is er regen voorspeld. Eenmaal buiten blijkt het nog stevig te waaien, met de stroom mee gaan we door de geul naar buiten. Verderop staan witte koppen (wind tegen stroom geeft extra golven), we hijsen het grootzeil en op de motor gaan we op de witte koppen af. Op volle kracht gaat Zephyr door de golven, door de golven maken we weinig voortgang en de golven rollen van voor naar achteren over het schip. Jacqueline staat aan het roer gelukkig met zeilpak en laarzen aan want ze staat tot aan haar knieën in het water. Eenmaal buiten de geul kunnen we een ruimere koers varen en worden de golven minder. Onderweg wordt de wind steeds minder en later op de dag moet de motor erbij om snelheid te houden. We willen naar Paimpol een vissersplaatsje aan de Bretonse kust. Wanneer we in de buurt van de kust zijn trekt het helemaal dicht van de regen. Het zicht wordt alsmaar minder. De aanloop van Paimpol is lastig om te navigeren, het ligt hier bezaaid met rotsen waar je je weg moet zoeken door smalle betonde geultjes. Het tijverschil is hier 7 meter en  het stroomt hier tot 4 knopen. Gezien het slechte zicht durven we het niet aan om tussen de rotsen door naar binnen te gaan en wijken uit naar Lézardrieux, dat makkelijker is aan te lopen. Lézardrieux ligt aan de rivier de Trieux, een rivier met mooie steile oevers. 's-Avonds om negen uur komen we aan en eten nog een pasta waarna we te kooi gaan.
 










In Lézardrieux hebben we een mooi uitzicht over de rivier en doen we nog wat klusjes aan de boot. Het is een rustig dorpje maar er is een bakker en een supermarkt en meer hebben we niet nodig. We zijn weer in Frankrijk dus Wim gaat ’s-ochtends naar de Boulangerie om een Baguette et 2 pain aux raisins (koffiebroodjes) te kopen. De lengte van de baguettes verschillen nogal eens, deze is 70 centimeter lang en je moet het dezelfde dag opeten, de volgende dag is het meer stok dan brood.


Na twee dagen gaan we alsnog naar Paimpol. Paimpol is enkel 2,5 uur rond hoog water aan te lopen. Om half negen vertrekken we uit Lézardrieux en varen de rivier de Trieux af. Gezien de rotsen en het grote tijverschil hebben ze hier andere bakens dan in Nederland, het zijn een soort kleine vuurtorens. Maar ook hier geldt zolang je tussen rood en groen vaart zit  je goed.


 













We gaan tussendoor het vaste land en het mooie eiland Ile de Bréhat.













Daarna is het zoeken naar de juiste route richting Paimpol. Met de kaart, pilot en plotter bij de hand zoeken we onze weg. De bakens zijn slecht te vinden en je ziet ze pas als je er vlak bij bent. Als we eenmaal een vaargeul ontdekt hebben en deze invaren, varen we recht op een rots af met een witte piramide er op. Het is  een ander geultje dan we gepland hadden en zodoende weten we even niet langs welke kant we deze rots moeten passeren. De rots komt snel dichterbij en de stroom zet ons opzij, we gooien het roer om en gaan terug. Oeff... dat is weer spannend, gelukkig hebben we dit niet geprobeerd met slecht zicht. Na even zoeken zien we een ander geultje wat goed is bebakend en via deze geul komen we een uur voor hoog water aan in Paimpol. We liggen hier midden in het stadje en hebben veel bekijks van toeristen die langs de haven lopen. Tussen al het witte polyester valt ons blauwe stalen schip voorzien van zonnepanelen en windmolen op. Paimpol is een levendig stadje met veel restaurantjes en straatjes met oude panden die zijn gebouwd met granieten stenen. We hoeven maar een paar meter te lopen naar het centrum.



Als we eind van de middag naar de oever lopen is de baai geheel drooggevallen, een raar idee dat we door dit nu drooggevallen geultje een paar uur geleden naar binnen zijn gevaren.



’s-Avonds gaan we bij een visrestaurant uit eten, hier eet je voor nog geen 48 euro met z’n tweetjes een driegangen menu met een halve liter Muscadet. Moules frites (mosselen met friet) heb je al voor 10 euro, zij het dat in Frankrijk de mosselen erg klein zijn, maar ze smaken er niet minder om.

Na twee nachten Paimpol varen we naar Tréguier, de rivier Le Jaudy op. In dit stadje zijn veel straatjes met oude vakwerkhuizen en midden in het centrum staat een grote kathedraal. Op zaterdag is er een bruiloft gaande zodat we even moeten wachten om de kerk te bezoeken. Eerst maar een pintje pakken op het terras voor de kathedraal.

























Met prachtig weer en een rustige noordoosten wind zeilen we naar Trébeurden. De kust heet hier de Cõte Granit Rose, grote granieten rotsblokken die heel aparte afgeronde vormen hebben en roze kleuren bij een bepaalde lichtinval. Onderweg passeren we de eilandengroep Les Sept Iles. Deze eilanden zijn een vogelreservaat. Het krioelt er van de vogels, vooral Jan van Genten met een enorme broedkolonie. Eerst denken we dat de ene kant van het eiland witte rotsen heeft maar met de verrekijker zien we dat het er krioelt van de Jan van Genten. Er schijnen ook papegaaiedruikers te zitten maar die hebben we nog niet gezien.

Eenmaal in Trébeurden kan de zonnetent op, het is 30 graden, de zomer is begonnen!

maandag 20 juni 2011

Guernsey - Jersey

De zeiltocht van Alderney naar Guernsey start door de Swinge, dit is een nauwe doorgang tussen Alderney en een paar kleine eilanden. Volgens de kaart kan hier een gevaarlijke stroming staan. Het stroomt hier erg hard en het lijkt wel een wildwaterbaan. We krijgen er even flink van langs maar dat is gelukkig maar even. We vervolgen onze weg met een mooi lopend windje naar Guernsey. De haveningang van St Peter Port (Guernsey) heeft een drempel zodat bij laag water niet al het water uit de haven loopt, er blijft in de haven ongeveer 2 meter water staan. Het tijverschil is ongeveer 8 meter en we moeten in de buitenhaven wachten tot er voldoende water staat.

drempel haveningang
 













Bij het binnenvaren van de jachthaven maakt Liesbeth (Kulkuri) nog een foto van ons. Tijdens ons verblijf op Guernsey is het slecht weer, storm en regen en de haven blijkt bij hoog water erg onrustig, we zijn dan ook druk bezig om de lijnen en stootwillen in de gaten te houden.  

Het openbaar vervoer is goed geregeld, een rondtour over het eiland kost maar 1 Pond en daar maken we dankbaar gebruik van. De noordkust van Guernsey is erg ruig met veel rotsen in zee, maar er heerst op de Kanaaleilanden ook een zacht klimaat. We zien veel mooie bloemen en er groeien zelfs palmbomen.



 












St. Peter Port is een gezellige plaats met veel nauwe steile straatjes. Bij terugkomst in de haven opwinding alom. Er blijkt een dolfijn rond te zwemmen in de haven. Iedereen met camera in de aanslag, maar je krijgt hem er echt niet op.

15 juni verlaten we Guernsey en gaan op weg naar Jersey. Het is een grijze natte dag met miezerregen. We zien daardoor niet veel van de kust en de eilanden Herm en Sark waar we voorbij komen. Onderweg maakt Zephyr een topsnelheid stroom mee van 10 knopen. Op Jersey maken we een wandeling naar St. Aubin, een klein vissersplaatsje langs een mooie baai. De haven van St. Aubin valt helemaal droog en de bootjes liggen met lange lijnen en kettingen vastgemaakt.




Onderweg lopen we langs het strand waar een kunstenaar een zandsculptuur heeft gemaakt. De Volkswagenbus is in het zand weggezakt en de kinderen willen er uit.



De volgende dag stormt het, we besluiten een dagje de stad St. Helier te verkennen. Er is een grote winkelstraat met veel juweliers en luxe warenhuizen. Het is hier allemaal belastingvrij maar dat zien we niet echt aan de prijzen. Ook is er een mooie overdekte markthal en vishal waar we verse vis en groente kopen.


Zaterdag 18 juni gaan we met de bus op stap naar Gorey Pier, hier bezoeken we het Mont Orgeuil Castle vanwaar we een prachtig uitzicht hebben op de haven. Het kasteel is erg groot en tot in de puntjes gerestaureerd, het diende vroeger ter bescherming van het eiland tegen de Fransen.



Na de lunch maken we een wandeling over de kliffen van de noordkust tussen Durell en Rozel. Als we dit “foothpath” volgen hebben we een prachtig uitzicht over Bouley Bay.



In Rozel missen we net de bus en hebben daardoor alle tijd het plaatsje te verkennen. Er is een piepklein haventje wat ook weer helemaal droogvalt, de drooggevallen rotsen lijken op een maanlandschap.



Om de haven staan leuke kleurrijke huisjes en er is een populaire snacktent “The Hungrey Man”


Moe maar voldaan gaan we met de bus weer terug naar de haven.      

zondag 12 juni 2011

Ouistreham - Alderney

Na een paar dagen Ouistreham met alweer veel wind vinden we het tijd om te vertrekken. De wind is noord-oost en dat is gunstig om de Seine baai weer uit te komen richting St. Vaast of Cherbourg. Het Franse weerbericht is gunstig, maar de Met-office op de navtex geeft meer wind op. Het is rustig in de haven, het regent wel maar we besluiten toch te vertrekken. We moeten eerst nog door een sluis en zijn dan weer op zee. Het is heftig buiten. Meer wind dan we dachten en grote golven zodat we een rif in het grootzeil zetten (is zeil kleiner maken) en met gereefd grootzeil en de kluiver op lopen we steeds ruim 7, soms 8 knopen. Het regent en een paar keer komen er twee grote golven achter elkaar. De eerste golf hobbelen we overheen, de tweede komt te snel na de eerste en slaat dan tegen de romp van het schip. Niet erg prettig dus. We gaan ook veel te hard om naar St. Vaast te zeilen. St.Vaast is te ondiep om met elk tij binnen te lopen. We kunnen daar pas om tien uur ’s avonds door het lock en moeten buiten ankeren om te wachten tot er genoeg water staat en dat is met deze wind geen optie. Jammer maar we gaan dus door naar Cherbourg, zo’n 20 mijl verder. De wind wordt gaandeweg wel wat rustiger en de golven  worden minder hoog, maar echt droog wil het niet worden. Om tien uur ’s avonds en 62 mijl op het log lopen we de haven van Cherbourg binnen en komen als verzopen katten en door en door koud aan. Tot onze verrassing worden we daar opgevangen door Hans en Liesbeth van de Kulkuri (ook vertrekkers die we in NL nog ontmoet hebben). Ze bieden spontaan aan “We hebben nog macaroni over, kom bij ons lekker nog een bordje macaroni eten met een wijntje en we hebben lekker de kachel aan”. Dat laten we ons geen twee keer zeggen. Onderweg hadden we niet veel zin om te eten en we trekken snel onze natte zeilpakken uit en verkassen naar de buurboot. Het is gezellig en het wordt laat.

We houden een paar dagen rust, de waszak zit ook weer aardig vol dus gaan we naar de wasserette bij de haven en wassen en drogen alles weer weg. We hebben internet en kunnen de mailtjes weer lezen en de website bijwerken. Het is altijd leuk als er nieuwe berichtjes in het gastenboek staan en er mailtjes zijn. Zo houden we contact met het thuisfront en blijven wij ook een beetje op de hoogte van wat anderen meemaken.   

9 juni vertrekken we naar Alderney. Dit is het noordelijkst gelegen Kanaaleiland en is maar 8 km2 groot. Er is geen jachthaven maar je kunt daar een mooring (meerboei) oppikken of voor eigen anker gaan liggen in Braye bay. Wij kiezen voor het laatste.


De baai is enigszins beschut door een 600 meter lange golfbreker. Desondanks ligt de Zephyr nog aardig te schommelen.

De volgende dag brengt de watertaxi ons naar de wal en lopen we naar de hoofdplaats St. Anne. Victoriastreet is de belangrijkste winkelstraat waar we wat lunchen. Bij de toeristeninfo halen we een plattegrondje van het eiland en kiezen een mooie wandeling uit.
Via glooiende weggetjes en klifpaden lopen we naar de westpunt. Daar liggen voor de kust enkele eilandjes Les Etacs, bijgenaamd Shit Rocks, omdat ze helemaal zijn voorzien van een laag witte vogelpoep. Er huizen een gigantisch aantal Jan van Gents en we kunnen het al ruiken voordat we ze zien. Het is een schitterend uitzicht.







Na weer een onrustige nacht vertrekken we 11 juni naar het volgende eiland Guernsey. We moeten het goed uitkienen met het tij want het stroomt hier erg hard. De Race van Alderney is berucht om z’n sterke stroming, stroomrafelingen en draaikolken. 






maandag 6 juni 2011

Dieppe - Ouistreham

Vanuit Dieppe gaan we met de trein een dagje naar Rouen, de hoofdstad van Normandië. Rouen wordt de stad van de honderd kerktorens genoemd. Het centrum is prachtig gerestaureerd, er zijn veel mooie straatjes en pleintjes met vakwerkhuizen. In 1431 is Jeanne d’Arc hier veroordeeld tot de brandstapel. We bezoeken het plein waar dit heeft plaatsgevonden, er is op deze plaats een kerk gebouwd, de Eglise Jeanne d ‘Arc. De vorm van de kerk verbeelden de vlammen van de brandstapel. Van buitenaf is het een somber gebouw maar eenmaal binnen zie je een prachtige glaswand van 500m2  16e eeuwse glas in lood ramen.  De trots van de stad is de Gros Horloge welke over de straat heen is gebouwd.

 












Maandag 30 mei vertrekken we naar Fécamp. Onderweg zegt Wim ‘zullen we vanavond vis eten?’ Oké, doe maar een paar kleine makreeltjes. We proberen voor het eerst ons vistuig uit, een paravaan met drie lokaasjes. Na een minuut hebben we beet! Er hangen 2 makreeltjes tegelijk aan de haak. Dit is nog wat weinig voor een avondmaal, dus proberen we het nog een keer en warempel na twee minuten hangt er weer een aan de haak. Deze is wat groter en we vinden het wel genoeg zo. Samen met het vistuig hebben we ook een vlijmscherp fileermes gekocht en nu is het de beurt aan Jacqueline om de vissen schoon te maken. ’s Avonds gaan de visjes in de oven en ze smaken heerlijk.























De aanloop van Fécamp is mooi met zijn Cap Fagnet, de hoogste kaap van Normandië.




Op weg naar Ouistreham is de wind gelukkig zo gunstig dat we heel dicht onder de krijtrotsen kunnen zeilen zodat we de rotspoorten van Étretat goed kunnen zien. In de krijtrotsen zijn hoge openingen ontstaan doordat de golven het zachte gedeelte van het gesteente weggespoeld hebben.  Met de zon op de witte krijtrotsen is het een prachtig gezicht.












Vanuit Ouistreham gaan we het kanaal op naar Caen, de hoofdstad van Calvados. Onderweg passeren we de Pegasus brug. Het is begin juni en D-day wordt hier uitgebreid herdacht. De Pegasus brug is de nacht voor D-day door de geallieerden die geland zijn met zweefvliegtuigen ingenomen, het huisje bij de brug is dan ook het eerste huis in Frankrijk dat bevrijd is.