De storm is weer gaan liggen en we volgen de weerberichten. Volgens het weerbericht is de zee na de storm nog ruw, de wind is echter afnemend en er wordt droog weer voorspeld. Dit laatste geeft de doorslag want de volgende dag is er regen voorspeld. Eenmaal buiten blijkt het nog stevig te waaien, met de stroom mee gaan we door de geul naar buiten. Verderop staan witte koppen (wind tegen stroom geeft extra golven), we hijsen het grootzeil en op de motor gaan we op de witte koppen af. Op volle kracht gaat Zephyr door de golven, door de golven maken we weinig voortgang en de golven rollen van voor naar achteren over het schip. Jacqueline staat aan het roer gelukkig met zeilpak en laarzen aan want ze staat tot aan haar knieën in het water. Eenmaal buiten de geul kunnen we een ruimere koers varen en worden de golven minder. Onderweg wordt de wind steeds minder en later op de dag moet de motor erbij om snelheid te houden. We willen naar Paimpol een vissersplaatsje aan de Bretonse kust. Wanneer we in de buurt van de kust zijn trekt het helemaal dicht van de regen. Het zicht wordt alsmaar minder. De aanloop van Paimpol is lastig om te navigeren, het ligt hier bezaaid met rotsen waar je je weg moet zoeken door smalle betonde geultjes. Het tijverschil is hier 7 meter en het stroomt hier tot 4 knopen. Gezien het slechte zicht durven we het niet aan om tussen de rotsen door naar binnen te gaan en wijken uit naar Lézardrieux, dat makkelijker is aan te lopen. Lézardrieux ligt aan de rivier de Trieux, een rivier met mooie steile oevers. 's-Avonds om negen uur komen we aan en eten nog een pasta waarna we te kooi gaan.
In Lézardrieux hebben we een mooi uitzicht over de rivier en doen we nog wat klusjes aan de boot. Het is een rustig dorpje maar er is een bakker en een supermarkt en meer hebben we niet nodig. We zijn weer in Frankrijk dus Wim gaat ’s-ochtends naar de Boulangerie om een Baguette et 2 pain aux raisins (koffiebroodjes) te kopen. De lengte van de baguettes verschillen nogal eens, deze is 70 centimeter lang en je moet het dezelfde dag opeten, de volgende dag is het meer stok dan brood.
Na twee dagen gaan we alsnog naar Paimpol. Paimpol is enkel 2,5 uur rond hoog water aan te lopen. Om half negen vertrekken we uit Lézardrieux en varen de rivier de Trieux af. Gezien de rotsen en het grote tijverschil hebben ze hier andere bakens dan in Nederland, het zijn een soort kleine vuurtorens. Maar ook hier geldt zolang je tussen rood en groen vaart zit je goed.
We gaan tussendoor het vaste land en het mooie eiland Ile de Bréhat.
Daarna is het zoeken naar de juiste route richting Paimpol. Met de kaart, pilot en plotter bij de hand zoeken we onze weg. De bakens zijn slecht te vinden en je ziet ze pas als je er vlak bij bent. Als we eenmaal een vaargeul ontdekt hebben en deze invaren, varen we recht op een rots af met een witte piramide er op. Het is een ander geultje dan we gepland hadden en zodoende weten we even niet langs welke kant we deze rots moeten passeren. De rots komt snel dichterbij en de stroom zet ons opzij, we gooien het roer om en gaan terug. Oeff... dat is weer spannend, gelukkig hebben we dit niet geprobeerd met slecht zicht. Na even zoeken zien we een ander geultje wat goed is bebakend en via deze geul komen we een uur voor hoog water aan in Paimpol. We liggen hier midden in het stadje en hebben veel bekijks van toeristen die langs de haven lopen. Tussen al het witte polyester valt ons blauwe stalen schip voorzien van zonnepanelen en windmolen op. Paimpol is een levendig stadje met veel restaurantjes en straatjes met oude panden die zijn gebouwd met granieten stenen. We hoeven maar een paar meter te lopen naar het centrum.
Als we eind van de middag naar de oever lopen is de baai geheel drooggevallen, een raar idee dat we door dit nu drooggevallen geultje een paar uur geleden naar binnen zijn gevaren.
’s-Avonds gaan we bij een visrestaurant uit eten, hier eet je voor nog geen 48 euro met z’n tweetjes een driegangen menu met een halve liter Muscadet. Moules frites (mosselen met friet) heb je al voor 10 euro, zij het dat in Frankrijk de mosselen erg klein zijn, maar ze smaken er niet minder om.
Na twee nachten Paimpol varen we naar Tréguier, de rivier Le Jaudy op. In dit stadje zijn veel straatjes met oude vakwerkhuizen en midden in het centrum staat een grote kathedraal. Op zaterdag is er een bruiloft gaande zodat we even moeten wachten om de kerk te bezoeken. Eerst maar een pintje pakken op het terras voor de kathedraal.
Met prachtig weer en een rustige noordoosten wind zeilen we naar Trébeurden. De kust heet hier de Cõte Granit Rose, grote granieten rotsblokken die heel aparte afgeronde vormen hebben en roze kleuren bij een bepaalde lichtinval. Onderweg passeren we de eilandengroep Les Sept Iles. Deze eilanden zijn een vogelreservaat. Het krioelt er van de vogels, vooral Jan van Genten met een enorme broedkolonie. Eerst denken we dat de ene kant van het eiland witte rotsen heeft maar met de verrekijker zien we dat het er krioelt van de Jan van Genten. Er schijnen ook papegaaiedruikers te zitten maar die hebben we nog niet gezien.
Eenmaal in Trébeurden kan de zonnetent op, het is 30 graden, de zomer is begonnen!