De baai van Porto Conte bevalt ons prima, het is een goed beschutte baai met glashelder water en bij de marina is een restaurantje, een barretje met internet en het is 15 minuten lopen naar een klein maar duur supermarktje. Er is verder niet veel en we genieten van de rust.
Met de bus gaan we naar Alghero, een oude vestingstad met een Catalaans verleden. De oude binnenstad is een bezoek waard. De stadsmuren aan de zeekant zijn mooi gerestaureerd, er valt echter nog een hoop op te knappen in de oude binnenstad. Er zijn veel leuke winkeltjes waaronder veel juweliers die rood koraal verkopen. Alghero is eeuwenlang de hoofdstad van de mediterrane koraalindustrie geweest lezen we in onze reisgids. Een klein deel van het koraal dat hier in sieraden is verwerkt komt nog uit de Sardische kustwateren. De koraalriffen zijn al lang geleden uitgeput. We houden allebei van de Italiaanse keuken en nemen het er nog een keer van. We bestellen een pasta gerecht, Wim eet een streekgerecht ``Fregula`` , dit is een korrelige couscousachtige pasta in krabbensaus.
Na een week halen we het anker weer op dat na een paar dagen met stevige wind flink ingegraven ligt en varen noordwaarts. We gaan door de Fornelli passage tussen Isola Asinara en het eiland Sardinië door. De passage is erg nauw en slechts 3 meter diep. Hier moet je geen stuurfouten maken. De geleidelichten en de kaartplotter loodsen ons er door heen. Eenmaal door de passage liggen mooie stranden en een mooie ankerplek.
Na weken achtereen geankerd te hebben is het tijd om de voorraden aan boord weer eens flink aan te vullen. We meren af in de jachthaven van Castelsardo waar de supermarkt direct aan de kade is, zodat we met het winkelkarretje tot aan de boot kunnen rijden. Er zijn wasmachines en we hebben 220V en volop water tot onze beschikking. We leven ons helemaal uit: boot soppen, dek schrobben, stofzuigen, wasjes draaien... en dat alles met een temperatuur van dik 30 graden.
Het stadje Castelsardo ligt boven op een burchtheuvel, onze tocht naar boven wordt beloond met een mooi uitzicht op de haven. Het is leuk om de steile, smalle steegjes te verkennen.
We varen verder naar het noordelijkste puntje van Sardinië en passeren de Costa Paradiso met prachtig gekleurde rotsen. Na het ronden van Capo Testa, met grote rotsen die helemaal glad zijn gesleten door de wind en de zee, ankeren we in een klein baaitje Baia Reparata.
De volgende dagen wordt er veel wind voorspelt, de beruchte Mistral laat weer van zich horen en daarom vertrekken we naar Bonifacio met haar beschutte haven.
Inmiddels is de wind al aangetrokken tot een stevige windkracht 6. Met een gereefd grootzeil en de kluiver op stuiven we met 7 knopen de baai van Bonifacio over. Voor ons zien we de middeleeuwse stad op de kalksteenrotsen opdoemen. Bonifacio ligt aan een smalle inham en het is spectaculair om hier binnen te varen tussen de uitgesleten rotsen. Het is een erg drukke haven en het is een heel circus van rondvaartboten, vissersbootjes, superjachten en jachtjes zoals wij. Door de harde wind is het een heel gemanouvreer in dit gekrioel. Het duurt dan ook even voordat we een plekje weten de bemachtigen. Als we eenmaal vastgemaakt hebben met de steven naar de wal moeten we van de havendienst andersom gaan liggen. Omdat wij de windvaan achterop hebben leggen we meestal andersom aan, maar de havenmeester is heel stellig. Met de achterkant naar de kade anders moeten we weer vertrekken. Merde..... dan moet het maar. Met de stevige dwarswind, zonder boegschroef en een langkieler die niet recht achteruit wil varen lukt dit met veel moeite en met hulp van de buren. Eindelijk liggen we vast. We liggen dan wel op een luxe plek tussen de megajachten. Op de kade lopen de toeristen langs de boten, het is hier zien en gezien worden. Af en toe passeren er Nederlanders met de standaard reactie “hé een Nederlander”.
De oude stad, de Haute Ville, is een hele klim en is erg leuk om te bezoeken. We zijn weer terug in Frankrijk en we doen ons tegoed aan moules frites , dat was lang geleden.