Ponza is een druk havenplaatsje, veel jachten
en veerboten van het vaste land doen het eiland aan. De veerboten varen af en
aan en liggen soms buiten te wachten om het kleine haventje in te varen. In het
hoogseizoen is in de haven nauwelijks een ligplaats te bemachtigen. Elke
steiger wordt beheerd door een Ormeggiatori, dit zijn zelfstandige ondernemers
die een stuk van de haven gepacht hebben. In het hoogseizoen slaan ze hun slag
en vragen de hoofdprijs voor een ligplaatsje. De Italianen betalen grif voor de
schaarse plekjes en reserveren vaak vooruit voor hun vakantie. Degenen die te
laat zijn of een minder dikke portemonnee hebben ankeren buiten de haven en gaan
met de bijboot naar de wal. Maar dat is zelfs op Ponza een probleem omdat de
Ormeggiatori zelfs voor een bijboot geld wil zien en er geen openbare steigers
zijn. Wij weten uiteindelijk tussen de lokale vissers nog een plekje voor de
bijboot te bemachtigen.
Voor de echte grote jachten is in de haven
ook geen plaats, maar die hebben personeel die de gasten even naar de wal
brengt.
Vanaf onze ankerplek hebben we een mooi
uitzicht op de haven, en er is altijd wel wat te zien. De Guardia Finance komt
met een grote boot tussen de geankerde jachten manouvreren. Een man of 8 aan
boord en op het voordek staat een kanon en een mannetje met een groot schepnet
aan een lange stok. Zo zien we ze onze richting op komen, gelukkig maken ze een
bocht en een Italiaans jacht krijgt met het schepnet een formulier aangereikt
wat ingevuld moet worden. Ondertussen blijft het schip wachten en als de
formaliteiten zijn afgewerkt verdwijnen ze weer.
27 augustus verlaten we Ponza, varen nog eens
langs de mooie kust en steken dan over naar Isola di Ventotene. Een klein
eiland waar we voor het plaatsje ankeren. Om een uur ´s-nachts worden we wakker
en ligt ons schip stevig te stampen achter het anker. De wind is gedraaid en
toegenomen en we liggen lagerwal. Met moeite krijgen we het anker opgehaald en
varen weg van de lagerwal richting Isola di Ischia. Onderweg staat er een veneinige
korte golfslag en alles zit onder het zout van het opspattende water. Onder de
ochtend komen we aan op Isola di Ischia, maar de beoogde ankerplek ziet er niet
veel beter uit dus varen we verder richting Capri. Ook op Capri is geen
fatsoenlijke ligplaats te bemachtigen dus varen we verder naar Salerno.
Onderweg naar Salerno zien we overal bosbrandjes ontstaan op de berghellingen.
De helikopters en blusvliegtuigen vliegen af en aan. Om half vijf lopen we dan
eindelijk Salerno binnen, moe na een nacht zonder slaap en de lange tocht. We
soppen en spoelen gelijk al het zout van de boot en gaan ´s avonds op zoek naar
een restaurantje.
Vanuit Salerno is het met de trein een
halfuurtje rijden naar Pompeii. De Vesuvius heeft deze stad 79 jaar na Christus
bedolven met 5 tot 7 meter as en gloeiend puin. Pas in 1594 werd het weer
ontdekt doordat werklui met graafwerkzaamheden op muren met wandschilderingen
stuitten. In 1748 is men serieus gaan graven naar de antieke stad die men daar
vermoedde. Het was een grote stad met ongeveer 10.000 inwoners. We lopen dan
ook de benen van onder ons lijf om alles te bezichtigen. Gewapend met
plattegrond dwalen we door de straatjes en verdwalen steeds. We verbazen ons
erover dat er in die tijd zoveel voorzieningen waren en dat er nog zoveel
bewaard is gebleven. De meest kostbare vondsten zijn in het nationaal museum
van Napels te zien. We komen voorbij een opslag met opgegraven kruiken en
voorwerpen en zien ook een paar afgietsels in gips van lijken die gevonden
zijn. Alle hebben ze de handen voor de ogen.
theater |
straatje in Pompeii |
Forum met Vesuvius op achtergrond |
Dansende Faun |